search Inloggen search Registreren

Jouw profiel

Registreren Inloggen

Artikel

29
mei

Focus

mei 29, 2024

2 views

Basis-Dossier #4: Belichting

Met de sluitertijd, ISO-waarde en het diafragma kunnen we de helderheid van een opname bepalen. Maar op de camera of in het menu treffen we ook nog een +/- mogelijkheid aan. Daarmee worden opnamen permanent lichter of donkerder ingesteld in de automaatstanden P, S en A. Maar in de manuele belichtingsmodus M en met een vaste ISO-waarde staat de ingestelde belichting vast.

In een serie kan het wenselijk zijn alle opnamen iets donkerder te maken voor een meer dramatisch effect. Het kan een reportage betreffen met een droevig of zwaar karakter of onderwerp. Omgekeerd zal een modereportage met veel lichte voorjaarstinten het goed doen als de opnamen wat aan de lichtere kant zijn. De +/- toets wordt dan bijvoorbeeld op + 2/3 stop gezet. Het histogram toont dat lichte karakter met een flinke piek aan de rechterkant. Als we de waarschuwing voor overbelichting in het menu hebben aangevinkt, worden we geattendeerd op witte beeldgedeelten die ondoortekend opgenomen zullen worden. Delen die dan knipperen zullen geen informatie tonen, ook niet als we in raw hebben opgenomen.

Belichting
Zonsondergang in Bryce Canyon, VS. Deze belichting geeft een goede indruk van het opnamemoment. 180 MM TELE VANAF STATIEF, ISO 200, 1/500 S, F6.8 © Mich Buschman

Automatische programma-stand
De vier belichtingsmodi hebben elk hun eigen effecten, zagen we al. In de P-stand, van automatisch belichtend Programma, bepaalt de camerasoftware alle instellingen. Deze zijn gebaseerd op de helderheid van het binnentredende licht op de meetvelden op de sensor van een systeemcamera. Bij de DSLR wordt het licht op meetcellen in de body gemeten. Natuurlijk bepaalt de helderheid van het onderwerp, samen met de belichtingsmeting, hoe dit in de opnamen overkomt. De meetsystemen, zoals de bekende meerveldenmeting, zijn ingesteld op het bereiken van een midden-helderheid. We zien die op de bekende grijskaart, die door professionele fotografen als referentie wordt gebruikt. Veel wit in het onderwerp zal tot een donkerdere opname leiden en veel zwart tot een veel te lichte variant. Hier zou je met een +1 à 2 stops over-, respectievelijk onderbelichting, betere resultaten krijgen. Test dat maar eens.

Belichting
In zwartwit opnamen worden de kleuren vervangen door grijstinten. De belichting ziet er ook dan meestal aannemelijk uit. (Hagia Sophia, Istanbul) © Mich Buschman

De P-stand betekent enerzijds geen kopzorgen, maar anderzijds ontstaan wisselend heldere opnamen van soms hetzelfde onderwerp. Vangt dat meer of minder (zon)licht, is het groter of kleiner in beeld? Zoomen we uit, of komt er meer heldere lucht in beeld; het is allemaal van invloed op de belichting. Daarnaast worden we opgezadeld met verschillende voor- en achtergrond (on)scherpten, het systeem kiest immers ook een diafragma-opening. Kortom: mijd die P, de onderwerpsprogramma’s en de niet te beïnvloeden groene AUTO-stand! In de M-belichtingsstand bepaal jíj de instellingen van het diafragma, de sluitertijd en de ISO-waarde. Let er wel op, dat die laatste niet ongemerkt in de AUTO-stand staat! Alle opnamen in een reeks krijgen exact dezelfde belichting, ongeacht jouw opnamepositie, de zoomstand, de grootte van het onderwerp en de invloed van meer of minder witte lucht.

Belichting
De zonneharpen zijn nog nét doortekend bij een belichtingscorrectie van +1 stop/EV. We krijgen daarmee een opname die de fotograaf voor ogen stond. (Exposure Value staat voor lichtwaarde). © Mich Buschman

Flitsbelichting
Naast een lichtmeter voor de gewone belichting, beschikt een camera ook over een lichtmeter voor flitslicht. Deze werkt echter net iets anders en is ook niet vooraf uit te lezen. Wanneer je een dedicated flitser gebruikt, een flitser met extra contactjes in de flitsvoet en geschikt voor de betreffende camera, dan werkt de flitslichtmeter als een soort van aan/uit-schakelaar. Wanneer de lichtmeter voldoende licht detecteert voor de ingestelde ISO-waarde, wordt de flitser op de camera, of de ingebouwde flitser in de camera, uitgeschakeld. Daarin wordt ook het omgevingslicht meegenomen. Aangezien door de lens wordt gemeten (TTL), wordt het diafragma, lichtverlies in het objectief en eventueel gebruikte filters automatisch in de meting meegenomen. De flitslichtmeter kun je, net als de gewone lichtmeting bij een automaatstand, corrigeren met plus of min drie stops. Het licht uit de omgeving kun je meer of minder meenemen in de opname door de sluitertijd aan te passen. De sluitertijd heeft namelijk geen invloed op de belichting door de flitser als je onder de flitssynchronisatietijd van de camera blijft (meestal rond 1/200e sec.).

De rotsopnamen zijn respectievelijk correct (links), over-(midden) en onderbelicht (rechts). De curven in Niveaus (in Photoshop en andere programma’s) geven weer hoe de helderheden aanwezig zijn. Links staan de donkere partijen, rechts de lichte. © Mich Buschman

Het histogram
Naast de lichtmeter met zijn aanduiding in stops over- of onderbelichting van +3 tot -3 met 0 in het midden, is er nog een ander meetinstrument dat in nagenoeg iedere camera aanwezig is, het histogram. Vaak moet je het eerst in het menu aanvinken om het bij het terugkijken van de opnamen op het LCD of in de zoeker op te kunnen roepen. Systeemcamera’s laten het soms al gelijk bij het opnemen zien, erg handig. Maar wat laat het histogram nu eigenlijk zien? Net als bij iedere grafiek is er een horizontale x-as en een verticale y-as. De liggende as geeft bij een histogram de lichtwaarden van 0 tot 255 aan (er zijn er 256). 0 is volkomen zwart, 255 volkomen wit. De staande as geeft aan hoeveel pixels in het beeld een specifieke lichtwaarde hebben. Heb je een ‘berg’ links in het histogram, dan heb je veel donkere tonen of donkere kleuren in beeld, een hoge piek aan de rechterkant duidt dus op veel lichte tonen of lichte kleuren. Een grote ‘berg’ in het midden die met zijn voet de uiterst linker -en rechterkant van het histogram raakt, zul je zien bij een opname waarin de contrasten binnen de perken zijn gebleven. Wanneer een piek aan de linker of rechterkant van het histogram wordt afgesneden, dan moet je oppassen; de kans bestaat dan dat er een (flink) gedeelte van je opname onderbelicht is (bij een halve piek links) of juist overbelicht is, wanneer de piek aan de rechterkant uit ‘beeld’ verdwijnt. Het histogram geeft dus de verdeling van de lichtwaarden in het beeld weer en is daarmee een goede indicatie voor over- of onderbelichting of een te hoog contrast in je opname.

Belichting
De overbelichte muur vertoont op veel plaatsen geen detaillering. Dat is niet te redden met een donkerdere afstelling in de nabewerking; die details blijven ondoortekend. © Mich Buschman

De losse lichtmeter
Een lichtmeter die niet in de camera is ingebouwd, maar die je gewoon in de hand houdt, wordt nog steeds volop gebruikt. Zowel voor continu-licht als voor flitslicht is dit een handig instrument. Het grote verschil met de ingebouwde meter is dat de losse lichtmeter opvallend licht kan meten. Een lichtmeter in de camera kan alleen licht meten dat van het onderwerp en de omgeving weerkaatst en door het objectief de sensor of de meetcel in de camera bereikt. Dit wordt een reflecterend licht meting genoemd. Het risico bestaat dan dat wanneer je bijvoorbeeld iemand in een heel lichte omgeving fotografeert, deze te donker op de foto komt. De lichtreflectie uit de lichte omgeving geeft de lichtmeter de indruk dat er voldoende licht is voor een snelle sluitertijd of kleine diafragma-opening en de persoon in beeld neemt te weinig plaats in om dat te compenseren. Met een losse lichtmeter kun je exact het licht meten dat op die persoon valt, zonder dat de lichte omgeving erachter invloed heeft op de meting. Werk je met losse flitsers of studioflitsers, dan is een flitslichtmeter onontbeerlijk, of je onderwerp nu voor een zwarte of een witte achtergrond staat, de flitslichtmeter meet alleen het flitslicht dat op je onderwerp valt en zorgt dus zo altijd voor een perfect belichte opname.

Belichting
Aan het histogram zien we de verdeling van helderheden in de opname,
zowel op de camera als het computerscherm. Er zijn veel donkere details. © Mich Buschman

Een boomsilhouet tegen een lichte achtergrond. Getuige het histogram is de opname niet overbelicht. De rode randlijnen zijn een aanduiding van de plaats van de handmatige scherpstelling. Schermopname van een systeemcamera. © Mich Buschman

Meetvormen
Het is al lang geleden, dat de lichtmeting werd geschat en bepaald aan de hand van voorbeelden in tabellen met scènetekeningen. Die golden voor een bepaalde filmgevoeligheid, destijds opgegeven in DIN en ISO/ASA-waarden, zagen we al. Ze stonden afgedrukt in de filmdoosjes. Tegenwoordig treffen we ook in de digitale camera’s nog steeds ‘oudere’ meetvormen aan, zoals spotmeting, integraalmeting, centrumgerichte meting en, van recenter datum: multimeting op de sensor. Al deze vormen hebben specifieke karakteristieken; sommige zijn voorspelbaar, andere totaal niet, omdat ze samenwerken met allerlei data en parameters. Midden- en grootformaatcamera’s hebben soms geen ingebouwde lichtmeter. De fotograaf meet het licht dan extern, met een losse belichtingsmeter. Met de moderne multi-meetvormen, gekoppeld aan de autofocus (dát is kennelijk het onderwerp…) krijg je overwegend goed belichte opnamen.

De zomerse sfeer is behouden, het wit van de trouwjurk mag ‘stralend’; iets overbelicht zijn. Handmatig belicht vanaf statief met iso 64, 1/350 s, f4.8 (een witte muur rechts werkte als reflector) © Mich Buschman

Genres en hun eisen
De vele genres in de fotografie stellen specifieke eisen aan de drie belichtingsopties. Globaal en beknopt zie je hieronder wat er speelt en waar dwingende eisen liggen:
SPORT Optimale momenten, (zeer) korte sluitertijden, snelle volgopnamen van bijvoorbeeld 10 beelden per seconde, vanuit effectieve standpunten. S/Tv-voorkeur.
PORTRET Contact en moment, korte scherptediepte met A/Av-voorkeur, licht plastisch laten werken.
PRODUCT Informatief, dus grote scherptediepte met A/Av of M-stand. Driedimensionaal opnemen: let op de positie van het object ten opzichte van de camera.
REPORTAGE De beelden vertellen samen een verhaal. Wie, wat, waar, wanneer. Grote scherptediepte. Onder meer de huwelijksreportage, voorstellingen, straatfotografie. A/Av-stand, Auto-ISO.
RECLAME Doel is verleiden. Mooi(er) maken met belichting en licht, kleur, props enzovoorts. Standpunt, statief ten behoeve van een gewogen compositie. In team, samenwerken. M-stand.
JOURNALISTIEK Moment, belang van informatie, geen persoonlijke ingrepen, neutraal. A/Av en M bij reeksen.
LANDSCHAP Licht (moment), groothoek, grote scherptediepte. M-stand.
NATUUR De soorten in hun habitat. Vogels met tele volgen met zeer snelle sluitertijden. Close-ups van bloemen, insecten en dergelijke met veel scherptediepte voor meer info. Wildlife; tele(zoom) vanaf zwaar statief. A/Av of M.

Belichting
De felle zon in beeld leidde hier tot onderbelichting; de belichting was gebaseerd op een evaluerende patroonmeting. Kijk in zo’n situatie uit; een lange zonlicht- inwerking kan schade aan de sensor veroorzaken. © Mich Buschman

Andere (sub)genres met weer andere eisen zijn onder meer:
URBEX Locaties met weinig licht. Statief.
FOOD Studiolicht en ook op locatie. Veel props.
FASHION Studio en locatie. Sfeer en informatie. Gedetailleerd, teamwork.
FINE ART Allerlei: objecten, de mens, details. Bewerkingen. Vaak in zwart-wit, analoog.
GLAMOUR De ‘filmische’ benadering. Schoonheid, licht, poses, kritische beeldbewerking.
NEW BORN Portretten en sfeerbeelden van baby’s. Locatie of studio.
POP/THEATER/EVENEMENTEN Telezoom, podiumlicht, hoge ISO, snelle sluitertijden bij dans en dergelijke.
LUCHTFOTOGRAFIE Vanuit helikopter, met drone. Vaste foutloze instellingen.

Maar wees niet bang om te experimenteren met de vier belichtingsmodi.

Lees ook
Basis-Dossier #1 Het Diafragma
Basis-Dossier #2 De Sluitertijd
Basis-Dossier #3 De ISO-waarde

What's your reaction ?

Comments (0)

No reviews found